donderdag 8 september 2016


Vegen van witte suiker verbergen het bewijs van de hitte van daarstraks. Telkens als de nacht valt, lijkt het of er niets gebeurd is. Alsof de zwarte merel zijn oranje bekje niet vulde met ons water en zich er tegelijkertijd niet bruut mee waste. Alsof ik barrevoets het gras niet voor het eerst dit jaar tussen mijn tenen voelde. Alsof mijn blote schouders het plakkerige goedje zonnecrème niet opgesmeerd kregen. Alsof ik nooit van je heb gehouden. Ik wou dat donker nooit kwam en schuld niet bestond. Ik wou dat wenkbrauwen niet konden buigen en lippen niet konden samentrekken tot een lijntje. Ik wou dat vingers zich niet konden ballen tot een vuist. Ik wou dat voeten geen schopbewegingen konden maken. Zij het in voetbal of in een gevecht. Had ik je toch het geluk gegund van de blonde deerne. Had ik je maar sneller vaarwel gezegd. Samen vormden we pech en genegenheid die zo flauw waren als een zeemlap. Een band die we elkaar hebben voorgelogen en die eindigde in een doodlopende straat. Ik nam je armen en legde ze om mij en voelde terug die kracht. De rode bloem met zachte veren, de liefde die ons samen bracht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten